RAC Historie op Waalhaven
Rotterdam mag maar weer groozen, |
|
De sportvliegerij heeft op Waalhaven een zéér belangrijke, zo niet pioniersrol vervuld.De belangrijke vliegschool van Carley in Ede daargelaten, kan men rustig stellen, dat de Nederlandse vliegsport op Waalhaven is geboren en opgegroeid. Reeds in 1922, tijdens de ICAR, gaven enkele buitenlandse sportvliegers acte de presence, maar van Nederlandse zijde was er toen op vliegsportgebied nog weinig te bespeuren. De opleiding van vliegers lag in die dagen voornamelijk in handen van de militairen, die op de vliegbasis Soesterberg en op het Marinevliegkamp de Kooy bij Den Helder een vliegschool hadden. Naast de beroeps- en militaire vliegers, was er nog een grote groep 'sluimerende' vliegers, die hun dienstplicht hadden vervuld en met zogenaamd 'groot verlof naar huis waren gezonden. Om hun vliegvaardigheid op peil te houden, moesten zij elke maand een aantal uren vliegen. |
Overal zoo goed ontvangen, |
Daartoe waren er op verschillende vliegvelden in Nederland militaire vliegtuigen gestationeerd, waar deze vliegers hun vliegvaardigheid up to date konden houden. Zij werden wel 'maandvliegers' genoemd. Voor particulieren bestond er voor 1926 hoegenaamd géén mogelijkheid om tot sportvlieger te worden opgeleid. Enkele gebrevetteerde vliegers gaven wel eens vliegles, maar dat was een kostbare zaak. De reeds genoemde vliegschool van de heer Carley te Ede was na de Eerste WereIdoorIog wel de meest professioneel opgezette vliegschool in Nederland, maar wegens financiële moeilijkheden moest dit goede instituut na enkele jaren verdwijnen. In Engeland had men dit anders aangepakt. Na de wapenstilstand van november 1918 gingen veel bekwame oorlogsvliegers met groot verlof en keerden terug in de burgermaatschappij. Om hun vliegvaardigheid niet te verliezen, sloten zij zich aaneen in vliegclubs, die voor niet al te veel geld gebruikte oorlogsvliegtuigen kochten, waarmee de clubleden rondvluchten, maar ook wel overlandvluchten konden maken. | |
Dat waren vluchten van het ene vliegveld in Engeland naar het andere. De Britse overheid steunde dit streven op zeer grote schaal omdat het van staatsbelang was om zoveel mogelijk geoefende vliegers achter de hand te hebben. Dat bleek maar al te goed toen Hitlers dadendrang alsmaar gevaarlijker vormen aannam. Iedere leerlingvlieger, die in Engeland zijn A-brevet haalde, kreeg uit de staatskas een subsidie van £25 (toen fl. 250,-) terwijl voor elke verlenging van het brevet nog eens £10 werd gegeven. Gemiddeld steunde de Britse regering in de jaren twintig de sportvliegerij met £25.000 per jaar-voor die dagen een fors bedrag. Op die manier ontstonden bij bijna alle grote steden in Engeland vliegclubs, die soms wel meer dan 10 lesvliegtuigen bezaten. Clubleden die nog geen vliegbrevet hadden, kregen van hun medeleden een opleiding, waardoor er een vrij grote schare van gebrevetteerde sportvliegers ontstond. |
|
|
Lees hier over de historie van Vliegveld Waalhaven geschreven door F. Zandvliet. |